Richard Avedon (New York 1923- San Antonio 2004) woonde in New York City. Zijn interesse in fotografie begon al op jonge leeftijd en hij werd lid van de cameraclub van de Young Men’s Hebrew Association (YMHA) toen hij twaalf jaar oud was.
Avedon maakte tijdens WO2 in dienst van het leger, tienduizenden identiteitsfoto’s, voordat hij besefte dat hij professioneel fotograaf wilde worden. Aanvankelijk maakte hij modefoto’s en studeerde hij bij art director Alexey Brodovitch. Op tweeëntwintigjarige leeftijd werd hij freelancer voor Harper’s Bazaar waar hij mode en modellen fotografeerde op straat, in nachtclubs, in het circus, op het strand en op andere ongebruikelijke locaties, gebruikmakend van de eindeloze vindingrijkheid en inventiviteit die een kenmerk van zijn kunst werden. Onder leiding van Brodovitch werd hij de hoofdfotograaf voor Harper’s Bazaar.
Avedon was gefascineerd door het vermogen van fotografie om de persoonlijkheid te suggereren en het leven van zijn onderwerpen op te roepen. “Mijn foto’s gaan niet onder de oppervlakte. Ik heb een groot vertrouwen in oppervlakken. Een goede foto zit vol met aanwijzingen” zo stelde hij.
In 1965, sloot hij zich aan bij Vogue, waar hij twintig jaar zou werken. Vervolgens werd hij in 1992 de eerste vaste fotograaf bij The New Yorker, waar zijn portretten het tijdschrift herdefiniëerde. Gedurende deze periode verscheen zijn modefotografie bijna uitsluitend in het Franse tijdschrift Égoïste.
Avedon wordt alom gecrediteerd voor het uitwissen van de grens tussen ‘kunst’ en ‘commerciële’ fotografie. Zijn merkbepalende werk en lange samenwerkingen met Calvin Klein, Revlon, Versace en tientallen andere bedrijven resulteerden in enkele van de bekendste advertentiecampagnes in de Amerikaanse geschiedenis. Deze campagnes gaven Avedon de vrijheid om grote projecten na te streven waarin hij zijn culturele, politieke en persoonlijke passies verkende. Hij staat bekend om zijn uitgebreide portretten van de Amerikaanse burgerrechtenbeweging, de oorlog in Vietnam en een gevierde fotoreeks van zijn vader, Jacob Israel Avedon. In 1976 produceerde hij voor het tijdschrift Rolling Stone ‘The Family’, een collectief portret van de Amerikaanse machtselite ten tijde van de tweehonderdste verkiezing van het land. Van 1979 tot 1985 werkte hij uitgebreid aan een opdracht van het Amon Carter Museum of American Art, waar hij uiteindelijk de show en het boek In the American West produceerde.
Avedons eerste museumretrospectief werd gehouden in het Smithsonian Institution in 1962. Vele grote museumshows volgden. Zijn eerste fotoboek, Observations werd gepubliceerd in 1959. Hij bleef zijn hele leven boeken publiceren, waaronder Nothing Personal, Portraits, An Autobiography, Evidence en The Sixties.
Nadat hij tijdens een opdracht voor The New Yorker een hersenbloeding had opgelopen, stierf Richard Avedon op 1 oktober 2004 in San Antonio, Texas. Hij richtte tijdens zijn leven The Richard Avedon Foundation op.